Moedig optreden bij de Vechtbrug

De inval van de Duitsers op 10 mei 1940 heeft één van de Nederlandse verdedigers in Hardenberg jaren later nog een onderscheiding opgeleverd.

Dienstplichtig sergeant Jan Andreas de Boer kreeg 3 maart 1952 in het paleis op de Dam het Bronzen Kruis, uit handen van prins Bernhard.

De reden voor het verlenen van de onderscheiding was volgens het Koninklijk Besluit van 12 mei 1951 (in hedendaags Nederlands):

“De 21-jarige sergeant De Boer, geboren in Leeuwarden, behoorde tot de 1e compagnie van het 9e Grensbataljon. Hij had als opdracht de brug over de Vecht in Stad-Hardenberg op te blazen nadat alle Nederlandse militairen de brug waren gepasseerd.
Toen het lang duurde voordat de laatste groep bij de brug was, is hij alvast naar de brug gegaan om met een windlucifer meteen het vuurkoord aan te steken zodra de laatste militairen aan de overkant van de Vecht waren. Op dat moment naderden Duitse militairen te paard en op fietsen. Eén van de ruiters kwam over de brug en vuurde op sergeant De Boer, om hem te beletten het vuurkoord aan te steken. Die liet zich op het vuurkoord vallen en deed alsof hij was getroffen.
Direct hierna kwam de laatste groep militairen aangereden. Ze vuurden op de Duitsers, die wegvluchtten. Toen alle Nederlandse militairen aan de overkant waren heeft sergeant De Boer het vuurkoord aangestoken, waarna de brug de lucht invloog.”

Met een bootje werden de springladingen onder de Vechtbrug aangebracht.

Bruggen opblazen
De Boer moest bij de Vechtbrug op drie groepen wachten: de groep van sergeant Otter die de ophaalbrug over het Overijssels kanaal in Brucht moest opblazen, de groep van sergeant Breukel die de vlotbrug (draaibrug) naar Ebbenbroek moest vernietigen en de groep van sergeant De Vries, die de ophaalbrug richting de Hoogenweg in de lucht moest laten vliegen. Sergeant De Vries en zijn mannen kwamen het eerst.

Bij ‘hun brug’ zijn ook de eerste vijandelijke slachtoffers gevallen. De brug over het kanaal stond omhoog en enkele Duitsers probeerden hem weer omlaag te draaien. Het vuurkoord om de springlading te laten ontploffen was door de Nederlandse soldaten al aangestoken, zodat tijdens het omlaag draaien de brug de lucht invloog. Een Duitse officier en een soldaat kwamen hierbij om het leven.

Aan Nederlandse kant waren geen slachtoffers gevallen. Bij geen enkele opgeblazen brug, ook geen burgerslachtoffers. Kapitein Prins, de compagniescommandant, verklaarde later dat de bewoners van de woningen die dicht bij de bruggen stonden op tijd waren gewaarschuwd.

Na De Vries kwam de ploeg van Breukel. Maar sergeant Otter en zijn mannen lieten lang op zich wachten. Bijna té lang, want enkele Duitsers waren eerder bij de Vechtbrug in Hardenberg dan zij. Dat verhaal stond allemaal niet in het Koninklijk Besluit zelf, maar in een verklaring die De Boer had afgelegd op 27 november 1950, tijdens een vergadering van de Commissie Militaire Onderscheidingen.

De springploeg van sergeant De Vries.

Verslag van sergeant De Boer

“In 1940 was ik commandant van het object 2413, de brug over de Vecht bij Stad- Hardenberg. Sergeant Breukel had de beschikking over een auto en deze zou, nadat de vlotbrug zou zijn gesprongen, ons verder vervoeren. Ik lag oorspronkelijk aan het Overijssels Kanaal, daar lag Breukel ook. Op een bepaald moment zou ik naar Hardenberg gaan. Ik was met ongeveer 6 soldaten op 10 mei in Hardenberg om de brug daar te bewaken. De blokjes trotyl waren reeds onder de brug.

Adjudant onderofficier Asma was naar voren gegaan om de mensen te waarschuwen dat elders de grens was overschreden en dat zij terug moesten komen. Otter heeft een poos op die mensen gewacht. Uiteindelijk heeft hij tocht de brug bij Brucht laten springen, omdat het blijkbaar te lang duurde. Otter was een kwartier of een half uur later dan de anderen, voor zover ik mij thans kan herinneren.
Mijn zes man en de mensen van Breukel waren op de wagen. Er was toen nog geen Duitser te zien. Tot Breukel heb ik gezegd dat hij op de brug moest gaan staan, want rechts van ons was er een stuw over de Vecht, 1 kilometer bij ons vandaan. Daarover lagen enkele smalle planken, met een leuning. Deze stuw was niet voor springen voorbereid. Ik droeg Breukel op te kijken, of daar geen Duitsers over zouden trekken. Wij hadden een lichte mitrailleur bij ons. De auto stond een meter of 8 á 10 van de brug af, aan eigen zijde, met de achterkant naar de brug. Onze mensen konden uit de laadbak op de brug vuren en ongeveer 100 meter van de straat, in het verlengde van de brug, bestrijken.”

Duitsers in aantocht
“De Duitsers, die ik aanvankelijk voor eigen troepen hield, kwamen met een flinke vaart aanzetten. Eén was er te paard. Ik kon geen rang zien. Ze hadden grijze uniformen aan. Er staat mij bij dat ik tevoren in opdracht van de luitenant het vuurkoord heb ingekort, zodat de brug sneller de lucht in zou vliegen. De Duitser te paard was over de brug. Hij vuurde op mij met een pistool. Ik had een grijze broek aan, waarin ik later 2 gaatjes ontdekte, boven de knie, links van de broek. Ik ben een pas zijwaarts in de richting van het water gegaan; het paard kwam steigerend op mij af. Omdat de Duitser met zijn rechterhand schoot, ging ik links uit, zodat hij met zijn rechterhand over het paard heen moest vuren. Hij heeft meer dan één schot gelost. Na het tweede schot heb ik mij laten vallen. De Duitse wielrijders waren ook over de brug. Of zij op de auto zijn afgelopen weet ik niet. Ik had meer aandacht voor het paard. Ze zijn daarna landwaarts over het zandpad linksaf gevlucht. Er werd aan weerszijden gevuurd.

Ik had inmiddels een windlucifer in de inkeping van het vuurkoord aangestoken.
Intussen was de auto van Otter aangekomen. De chauffeur schijnt uit de auto te zijn gesprongen en naar Hardenberg terug zijn gegaan. Hij heeft de Duitsers waarschijnlijk gezien en is zeker bang geworden. Ik heb Otter in de auto zien schreeuwen, waarna er onmiddellijk uit de auto gevuurd werd. Hij is er uit gesprongen om op de Duitsers te schieten. Toen de Duitsers aankwamen stond Breukel halverwege op de brug. Hij zal daarna in de laatste auto zijn gegaan. De Duitse wielrijders en ook de ruiter gingen de zandweg op. Ik heb niemand van de Duitsers zien vallen. Ik heb hard achter de auto aan gelopen, waarna deze even stopte en ik erop getrokken werd. Toen we misschien 100 à 150 m. verder waren, sprong de brug.”

Vijand te paard
“Het is alles zeer snel in zijn werk gegaan. Tussen de komst van de Duitsers en die van Otter is misschien een tijdsverloop van 1 minuut geweest. Het waren 4 of 5 Duitsers, waarvan één te paard en de overigen per rijwiel. Ik was al gevallen toen ik Otter uit de wagen zag komen. Er is geschoten uit de auto van Otter; er werd wel even hard geknald. Mijn mensen zijn daar niet gevangen genomen. Ze zouden hebben kunnen zien dat ik het vuurkoord aanstak, maar zij hadden mogelijk al hun aandacht bij het schieten. Toen ik een steekvlam uit het vuurkoord zag komen ben ik de auto van Otter achterna gehold en toen ik amper op de auto zat sprong de brug.

Voor de volgende brug, bij Heemse, heeft de auto inderdaad gestopt. Ik heb Breukel uit de cabine zien stappen, waarna hij er vrij onmiddellijk weer instapte. Toen wij over deze brug waren gereden, sprong ook deze. Ik heb kapitein Prins een eind voorbij de brug in de buurt van het gemeentehuis zien staan; verder zag ik er niemand meer.

Ik vond het optreden van Otter bij de brug te Hardenberg flink, door de wijze waarop hij naast de auto stond en resoluut het voorbeeld gaf om te schieten. Hij schreeuwde: G.v.d., schiet dood die kerels! Hij vuurde zelf ook met zijn pistool. Ik had inderdaad bij al dat schieten ook geraakt kunnen worden!
Het springen van de brug bij Hardenberg heb ik niet kunnen zien, want wij waren toen al in de bocht van de weg, maar ik zag de stukken boven de huizen uitvliegen.
Wat die kogelgaten in mijn broek betreft: die kunnen natuurlijk ook van het vuur van eigen mensen afkomstig zijn.”

Meer verklaringen
Dienstplichtig soldaat Miedema, melkslijter uit Harlingen, zat in de groep van De Boer. Ook hij heeft in 1950 een verklaring afgelegd, want de Commissie Militaire Onderscheidingen wilde niet alleen het verhaal van De Boer horen, maar van meer personen die betrokken waren bij de actie bij de Vechtbrug. Uit zijn verklaring komen de volgende zinnen:

“De Duitser te paard schreeuwde dat wij ons moesten overgeven en opende het vuur. Sergeant De Boer en sergeant Breukel vielen neer en deden alsof ze getroffen waren. Sergeant De Boer had inmiddels het snoer aangestoken. Onze chauffeur zette de auto in beweging en reed weg. De Duitsers openden het vuur op ons en de mensen achterin de wagen vuurden terug. Toen de Duitsers de brug over waren snelden ze het zandpad langs de Vecht op en verdwenen achter de huizen.
Toen de chauffeur van sergeant Otter wegrende is de sergeant zelf achter het stuur gaan zitten en is weggereden. Sergeant De Boer is zeer flink opgetreden. Nadat hij de lont had aangestoken is hij met sergeant Breukel achter de wagen van Otter gaan hangen en zo zijn ze weggekomen. Ik heb zelf niet op de Duitsers gevuurd, omdat ik daarvoor geen gelegenheid had. Loijenga, die bij ons achterin zat, is door de Duitsers aangeschoten. Wij zijn door Heemse gekomen. Nadat wij daar waren gepasseerd in de richting van Balkbrug, waar ons volgende object lag, is de brug bij Heemse de lucht in gegaan.”

Ook de andere verklaringen waren zeer gunstig voor sergeant De Boer, zodat niets in de weg stond om hem voor zijn heldhaftig optreden bij de Vechtbrug het Bronzen Kruis te verlenen.
Deze koninklijke onderscheiding is ingesteld bij Koninklijk Besluit van 11 juni 1940. Het Bronzen Kruis wordt verleend aan hen die moedig of beleidvol hebben opgetreden tegenover de vijand.

Jan Andreas de Boer is op 23 januari 2002 in Delft overleden, 84 jaar oud.