Het was zaterdag en zondag erg stil in het huis van meester Jakob Huizenga, maar dat vonden de buren niet vreemd. Na zijn pensionering als hoofd van de Casper Diemerschool in Bergentheim, drie jaar geleden, ging het vitale echtpaar Huizenga-Jonkhof regelmatig op pad. Hun kinderen woonden in verschillende delen van het land en ze hadden een grote vriendenkring. Ze zouden wel weer ergens op bezoek zijn, was de gedachte.
Het echtpaar was echter thuis. Omdat het nogal koud was, hebben ze vrijdagmiddag de kolenkachel flink opgepord en goed bijgevuld. Toen het voldoende warm was in de kamer, werd de kachel afgesloten. Te vroeg. Het leek erop dat meester Huizenga zelf nog iets heeft gemerkt van de bedwelming, want hij was tegen het dressoir gevallen. Misschien bij een laatste poging om de deur nog te openen. Zijn echtgenote zat nog in een stoel.
Zondagavond kwam Reina, de jongste dochter, met haar verloofde thuis uit Amsterdam. Pas toen werd het vreselijk gebeuren bemerkt.
Een grote stoet Bergentheimers begeleidde het echtpaar naar het kerkhof, die novemberdag in 1960. Huizenga was niet alleen bijna dertig jaar hoofd van de gereformeerde lagere school geweest, hij was ook jarenlang ouderling van de Gereformeerde Kerk en politiek actief voor de A.R.P. Zijn echtgenote heeft zich jarenlang ingezet voor hulp aan arme gezinnen in de dertiger jaren, ze was presidente van de Gereformeerde Vrouwenvereniging en voor het christelijk huishoudonderwijs in Hardenberg en de opleiding van meisjes heeft ze baanbrekend werk verricht.
Het duurde nogal even voordat de lange stoet vanuit de stampvolle kerk naar het kerkhof op weg was. Hoewel herfstweer het lopen bemoeilijkte, hadden toch velen er de voorkeur aan gegeven om met de naaste familie de tocht te voet te gaan. Bovendien volgden nog zo’n veertig auto’s met inzittenden de stoet. Op het kerkhof werden geen toespraken meer gehouden. Met dominee Steenhuis werd de geloofsbelijdenis uitgesproken en op verzoek van de oudste zoon zongen alle aanwezigen het avondlied ‘k Wil U, o God, mijn dank betalen.
“Het werd gezongen, terwijl de herfstwind de stemmen wegdroeg en een enkeling tussenbeide even moest ophouden omdat de ontroering te machtig werd. Dan gingen allen naar huis. Vervuld met gedachten.”