Dat klooster was gebouwd als boetedoening voor het doden van zoveel ridders die gevochten hadden aan de zijde van de bisschop van Utrecht tegen opstandige Drentse boeren. Secretaris Willem Visscher van de vereniging Herdenking Slag bij Ane had namelijk ontdekt, zo geloofde hij, waar dat klooster heeft gestaan. Maar tijdens zijn lezing in café Bolte gaf hij toe dat die plek toch wel onwaarschijnlijk was, omdat er geen beek in de buurt van die plek was te vinden en dat was een voorwaarde geweest voor de bouw. “Het mysterie onthuld, maar het raadsel blijft”, zo sloot hij zijn lezing af. Waarna het gezelschap naar Ane trok om bloemen bij het monument te leggen.
Dat het monument van de vereniging een halve eeuw geleden was onthuld gaf verder geen reden voor extra ‘toeters en bellen’. Terwijl het een hele strijd was geweest om dat monument in Ane te krijgen. Dieks Makkinga uit Ommen raakte in 1992, tijdens een interview bij hem thuis voor een uitzending van de lokale Omroep Hardenberg, nog steeds vol vuur toen hem gevraagd werd waarom er een monument was gekomen om de Slag bij Ane te herdenken.
“Onze geschiedenis is verschrikkelijk westers georiënteerd. Wat hier gebeurt telt niet. Als iemand van een toren in Barneveld springt, of als iemand een sprookje bedenkt over een jongetje dat een vinger in een dijk stopt, dan wordt dat in de geschiedenisboekjes vermeld of er wordt een standbeeld voor opgericht. Maar als we in het noorden of oosten iets willen, dan moeten we het zelf doen.”
Jaarlijks herdenking
Elk jaar herdenkt de Vereniging Herdenking Slag bij Ane, waarvan Makkinga secretaris was, dat op 27 juli 1227 het leger van Bisschop Otto II van Utrecht in het moeras bij Ane door Drentse boeren onder aanvoering van Rudolf van Coevorden verpletterend werd verslagen. De vereniging telde in 1992 zo’n 60 leden. Dat waren niet allemaal personen, ook andere verenigingen, instellingen en stichtingen waren lid, vertelde Dieks. “Het gemeenschappelijke kenmerk van deze leden is dat ze allemaal geïnteresseerd zijn in geschiedenis en dat ze van mening zijn dat onze gewesten meer aandacht verdienen. Niet alleen buiten de regio maar ook er binnen.”
Op een zaterdag rond de 27e juli trekt een deel van de leden naar Zaal Bolte in Gramsbergen om daar te luisteren naar iemand die iets interessants over de Slag weet te vertellen. Dat zijn niet altijd voorstanders van de herdenking. Ook tegenstanders mogen hun zegje doen. Na de lezing gaat men naar het monument in Ane. Dat monument bestaat uit veldkeien op een plateau. Volgens Makkinga heeft het wel iets weg van een hunebed. Het verschil met een echt hunebed is dat er geen deksteen aanwezig is, maar een fier overeind staande grote kei als teken van de overwinning. Bij het monument worden bloemen in de Saksische kleuren rood en wit gelegd. Bij het monument wapperen twee Saksische vlaggen. Maar ook de Nederlandse driekleur werd in de tijd van Dieks Makkinga geplaatst, om aan te geven dat men echt niet anti-Nederlands is.
Start in 1955
De geschiedenis van het monument gaat terug naar 1955. Op 25 juni van dat jaar kwamen in hotel ‘De Zwaan’ in Markelo mensen samen die gemeen hadden dat ze allen sterk betrokken waren bij de strijd voor eigen taal en eigen geschiedschrijving. De R.O.O., de Regionale Omroep Oost in oprichting, had de mensen uit Noord- en Oost-Nederland, uit de Graafschap Bentheim en uit het land van Eems en Vechte opgeroepen een Verbond van Neder-Saksische Schrievers op te richten. Tijdens die bijeenkomst bracht Dieks Makkinga de Slag bij Ane ter sprake en het idee om ter herdenking van die slag een monument op te richten. Een monument dat de eenheid zou uitdrukken van alle Saksisch sprekenden, aan welke kant van de grens ze ook woonden. Het idee van Makkinga sloeg aan. De dichteres Johanna van Buren, de architect Jan Jans en diverse uitgevers van regionale kranten zegden hun medewerking toe. Er werd een comité opgericht met de naam ‘Ien Neder-Saksen’, dat ervoor moest zorgen dat er ook werkelijk een monument zou komen. In het comité hadden onder meer zitting de regionale journalist Willem Seinen uit De Krim en de Lutter dichter Hendrik van Laar. Na wat verkennende besprekingen was één van de eerste daden de gemeente Gramsbergen vragen haar medewerking te verlenen bij het vinden van een geschikt stukje grond voor het monument.
Burgemeester De Goede van Gramsbergen schreef op 18 maart 1957 aan het comité dat op zijn verzoek bij de uitvoering van de ruilverkaveling ‘De Meene’ rekening zou worden gehouden met de mogelijkheid een gedenkteken te plaatsen. Terloops merkte hij op dat hij al eerder met het voorstel was gekomen een gedenkteken te plaatsen. In het eerste nummer van het provinciaal tijdschrift De Mars (januari 1953) had hij volgens eigen zeggen al voor een monument gepleit. En dat klopt. De Goede schreef dat de slag zó belangrijk was geweest, dat er een monumentaler gedenkteken moest komen dan de vitrinekast in de Gramsberger Oudheidkamer. Geen ruiterstandbeeld van Rudolf van Coevorden, liet hij weten. Sommigen wilden dat wel maar daarvoor was Van Coevorden niet menselijk-groot en gaaf genoeg, aldus De Goede. Hoe het gedenkteken er dan wel uit moest zien liet hij in het midden.
Omdat het comité meende in De Goede een warm voorstander van het monument te vinden, werd hem gevraagd de samenwerking tussen alle geïnteresseerden te bevorderen. De burgemeester krabbelde echter wat terug. Eenheid bevorderen was prima, maar nu al een monument plaatsen, nee, dat kon niet. Volgens De Goede was de conjunctuur niet gunstig. De tijd was niet rijp om gelden in te zamelen voor een monument. Wanneer de tijdsomstandigheden gunstiger waren, moest het comité maar eens op de zaak terugkomen. Door deze ontwikkelingen bedankte Seinen als lid van het comité. Omdat Van Laar nu geen vervoer meer had naar de bijeenkomsten van het comité, moest ook hij het bijltje erbij neergooien.
Hulp van de pers
Ondanks deze tegenslagen bleven de mensen van de regionale pers ‘Ien Neder-Saksen’ trouw. Er kwam een comité van aanbeveling waarin onder meer Dikkers van de Zwolse Courant, Boom van de Meppeler Courant en De Lange van het Dagblad van het Oosten zitting namen. Om aan geld te komen voor het monument wilde het comité een zegelverkoopactie houden. De oudste leerlingen van de lagere scholen zouden huis-aan-huis zegels van f 0,25 en f 0,50 verkopen. Maar niet elke gemeente gaf toestemming. Gramsbergen lag weer dwars. Er mocht daar geen zegelactie worden gehouden. In Ommen wel, daar haalde de schooljeugd f 350,- binnen. In totaal leverde de actie het comité f 800,- op. Toen het er dus op leek dat er misschien toch echt een monument zou komen, kwamen de tegenstanders in het geweer. In artikelen en ingezonden stukken in diverse kranten namen ze stelling tegen de plannen. Het werk van het comité werd een ‘macaber schimmenspel’ genoemd, en plaatsing van het monument was een gevaar voor onze nationale eenheid. Dieks Makkinga kwam er ook niet al te gunstig van af: “Soekarno van Oost-Nederland” werd hij door een niet-regionale krant genoemd. En omdat hij als secretaris het meest op de voorgrond tredend comitélid was, werd er wel eens smalend opgemerkt dat het comité ‘Ien Neder-Saksen’ beter omgedoopt zou kunnen worden in ‘Ien Neder-Sakser’. Hoewel Makkinga aan de verslaggever van de Leeuwarder Courant in 1957 nog zo fier had verzekerd dat er over vijf jaar een monument zou staan, leken de vooruitzichten niet erg gunstig.
Een bezoek van de predikant Harm van Lunzen uit Odoorn aan Gramsbergen bracht het werk van het comité in 1960 in een stroomversnelling. Dominee Van Lunzen had diverse artikelen gelezen over de Slag bij Ane en het werk van ‘Ien Neder-Saksen’. Zijn nieuwsgierigheid was gewekt en hij besloot eens poolshoogte te nemen in Gramsbergen. Daar wachtte hem echter een bittere teleurstelling. Men kon hem slechts weinig informatie geven over de Slag. Op het gemeentehuis kreeg hij nog een gulden spoor te zien, afkomstig van de Slag, en dat was het dan wel. Voor gegevens over het comité moest hij maar eens een bezoek brengen aan Dieks Makkinga in Ommen. Van Lunzen volgde dat advies op. Wat er die dag tussen Makkinga en Van Lunzen is besproken is niet bekend, maar vanaf dat moment had het comité er een zeer actief lid bij. Hij plaatste stukken in kerkblaadjes, zorgde voor interviews in Drentse en Groningse kranten en hij zorgde voor tientallen namen van vooraanstaande Nederlanders om het comité van aanbeveling te bemannen. Die had hij ontmoet tijdens de Tweede Wereldoorlog in het interneringskamp Sint Michielsgestel. Meer dan 60 personen gaven zich hiervoor op. De Commissaris van de Koningin in Drenthe, burgemeesters uit Overijssel, Drenthe en Duitsland, artsen, predikanten, kamer- en statenleden, van alles zat erbij. Het comité ‘Ien Neder-Saksen’, vaak afgeschilderd als een eenmanszaak, kreeg een echt bestuur. Dominee Van Lunzen werd de eerste voorzitter, Dieks Makkinga werd secretaris/penningmeester.
In 1960 werden er plannen gemaakt een herdenkingsbijeenkomst van de Slag te houden. Een jaar later was het zover. Op 31 juli 1961, bijna 735 jaar na de Slag bij Ane, werd in het Dorpshuis van Gramsbergen de strijd tussen Drentse boeren en het bisschoppelijk leger herdacht. De avond was een succes. “Een eenzame ridder verzamelde te Gramsbergen vele edelen”, zo schreef journalist Seinen over Dieks Makkinga in de regionale krant Het Noord-Oosten. Vanaf die dag werd jaarlijks een herdenkingsbijeenkomst gehouden. Maar Makkinga wilde meer. “Ienmoal kriegt de helden van Oane woar ze recht op hebt. Loat dizze oamd een oproep wezen um te bouwen”, zo sprak hij tijdens de bijeenkomst.
Dat bouwen lukte aanvankelijk niet zo best. Na afloop van de derde herdenking, in 1963, noteerde de verslaggever van de Leeuwarder Courant: “De plechtigheid vond zijn Waterloo in een snibbige discussie, die meer te maken had met de Saksische kleinheid van nu dan met de grootheid van toen.” Dominee Van Lunzen, uitgesproken links en vrijzinnig, had gezegd dat wie op de hoogte wilde blijven van het wel en wee van het comité een gratis abonnement op zijn kerkblad Het Kerkkrantje kon krijgen. “Uw naam werkt als een rode lap op een orthodoxe stier”, kreeg hij onder meer te horen. Van Lunzen wees op het breed samengestelde bestuur, op de beperkte mogelijkheden om over Ane te publiceren, over de pogingen om vooral niemand voor het hoofd te stoten, maar het onbehagen bleef. Ook de herdenking zelf viel niet in goede aarde: er waren maar weinig bezoekers, het aangekondigde koor uit Ane had verstek laten gaan en de verwachte spreker Willi Friedrich uit het Duitse Uelsen was niet komen opdagen. “En zelfs in het cafégedeelte van het Dorpshuis had men niet het fatsoen de tv wat zachter te zetten”, noteerde de verslaggever.
Grondaankoop
Teleurstellende ervaringen met het gemeentebestuur van Gramsbergen, een weinig inspirerende herdenking met ruzie en verwijten, je zou denken dat Makkinga de handdoek in de ring zou gooien. Niets is minder waar. Hij ging zelf maar op zoek naar een geschikte plaats voor een monument. In 1965 kocht hij van bakker Van der Hulst in Ane een stukje grond. Twee jaar later kreeg het monument enigszins gestalte. De NAM schonk stenen die door expeditiebedrijf Van Elburg uit Ommen naar Ane werden gebracht en de gemeente Ommen zorgde gratis voor trottoirbanden als fundering die door de firma Horsman uit Ommen werden vervoerd. Opeens kreeg het comité van alle kanten medewerking. En toen kwam Evert Jan Schuurman uit Ruinerwold in actie. Elke steen en elk steentje dat tegen de trottoirbanden is gelegd heeft hij in handen gehad. Samen met Dieks Makkinga zorgde hij voor de uiteindelijke afwerking van het monument. Bij de onthulling van het gedenkteken waren de voor-, achter- en linkerzijkant van het monument helemaal klaar. De rechterzijkant is jaren later door Albert Regeling en Dieks Makkinga afgewerkt.
Het monument werd op 28 juli 1967 officieel onthuld door mr. dr. H.P. Schaap, oud-griffier uit Assen, die toentertijd in Zierikzee woonde. Een plechtige onthulling was het niet, volgens de journalist van het Nieuwsblad van het Noorden: “Het geheel werd ontsierd door het gemotoriseerde verkeer, dat voor deze gebeurtenis in het hartje van het dorp door de politie niet werd omgeleid.” Op een grote boerenwagen werden de speeches gehouden en vanaf dezelfde plek droeg de Drentse dichter Roel Reijntjes zijn ‘Ballade van de Slag bij Ane’ voor. Een vreugdevolle dag voor de personen die jarenlang hadden gestreden voor de oprichting van het gedenkteken. Maar een dag later was er van die vreugde weinig meer over. ’s Nachts had men namelijk het monument met verf beklad. De politie wilde niet bepaald vlot achter de daders aan. Het bestuur van ‘Ien Neder-Saksen’ besloot tenslotte oud-senator mr. Harm van Riel, lid van het comité van aanbeveling, eens te vragen wat er aan te doen was. Het bleek een gouden greep, want enige tijd later was het monument, ook bij nacht, weer helemaal gereinigd. Over de daders is bij het comité niets bekend.
Sinds 1967 wordt de Slag bij Ane jaarlijks bij het monument herdacht, maar niet meer door het comité ‘Ien Neder-Saksen’. Op 21 augustus 1976 hield het comité op te bestaan. Ervoor in de plaats kwam de Vereniging Herdenking Slag bij Ane. Voorzitter werd Lammert Huizing uit Hoogeveen. Onder voorzitterschap van zijn opvolger Willem Seinen kreeg het monument een grote opknapbeurt. Dankzij subsidie van het Anjerfonds kon nog 30 m² van bakker Van der Hulst worden aangekocht en het monument onderging een soort facelift. Ook het stuk grond dat Dieks Makkinga uit eigen middelen voor het monument had gekocht werd eigendom van de vereniging. Door plaatsing van een infopaneel van de ANWB bij het monument kan tegenwoordig elke geïnteresseerde lezen wat er op die plek wordt herdacht.
Nieuw monument
Er zijn ooit plannen gemaakt om het monument in Ane te vervangen door een groots monument tussen Ane en Coevorden, bij de Mommeriete. Joop Steenbeek, oorspronkelijk afkomstig uit Amsterdam maar na de Tweede Wereldoorlog directeur van de dochtervestiging in Coevorden van de zilverfabriek Kempen & Begeer, was de bedenker van het plan. Steenbeek had op zijn 50e besloten het directeurschap eraan te geven om fulltime kunstenaar te worden. Hij werkte in opdracht maar bedacht ook zelf kunstwerken die hij dan aan bijvoorbeeld gemeentebesturen aanbood.
Zijn ‘miljoenenplan’ omvatte onder meer een gebouw dat het kasteel van Coevorden moest voorstellen, in het midden een gedenknaald ter illustratie van de macht van de bisschop van Utrecht en rechts een tentenkamp als symbool van het leger van de bisschop. “Het plan is gedeponeerd bij het gemeentebestuur van Gramsbergen en daar goed ontvangen”. noteerde het Nieuwsblad van het Noorden in september 1986. Of het plan haalbaar was, wilde de krant weten. “Dat is een kwestie van hoe je ertegenaan kijkt. Er is een pot voor toeristische ontwikkeling. De exploitatie zie ik helemaal zitten. Als je 100.000 bezoekers
krijgt… Het is personeels-arm: Je zou het moeten doen als de vesting Naarden. Je maakt
een stichting, krijgt bezoekers, subsidies, een directeur: Het is te overzien en vraagt weinig onderhoud. Er zijn zoveel mensen die vervroegd uittreden tegenwoordig, laat die maar voor het beheer zorgen.”
Een jaar later was men nog steeds positief. Toenmalig voorzitter J. Drenten van de vereniging Herdenking Slag bij Ane zei ‘goede hoop’ te hebben dat het monument er zou komen, ondanks de stichtingskosten van ongeveer 2,5 miljoen gulden (ruim 1,13 miljoen euro). Er was zelfs een Stichting monument Slag bij Ane opgericht, geleid door G. Overdiep, oud-president van de Groninger rechtbank.
“Als het plan van de Stichting monument slag bij Ane doorgaat, wordt het kleine plaatsje Ane (gemeente Gramsbergen) over enkele jaren een grote publiekstrekker voor toeristen uit binnen- en buitenland”, schreef het Reformatorisch Dagblad.
Nadien is er niets meer van het plan vernomen en moet Ane het nog steeds doen met het keienmonument uit 1967.
Pantaleonsdag
Tot slot nog iets over het opschrift op het monument. Op één van de stenen staat onder meer: “Slag bij Ane, 28 juli 1227”. Ook op het info-bord staat als datum vermeld Pantaleonsdag, 28 juli 1227. Alleen: volgens de Encyclopedie van het Katholicisme is Pantaleonsdag 27 juli.
In het boek ‘Langs de Overijsselse Vecht’ vermeldt Harry Wonink dat er bij het monument een bord staat (het is inmiddels verdwenen) met het volgende opschrift: “Slag bi’j Aone – 27 juli 1227 – zie vocht’n ok veur oenze vri’jheid – monument onthuld 29 juli 1967”.
Misschien dat men opzettelijk verwarring heeft gesticht, om ook in de toekomst stof te hebben voor een lezing tijdens de herdenkingsbijeenkomsten. Dieks Makkinga zei in 1992 dat het als een paal boven water staat dat de Slag nog vaak herdacht zal worden, maar de vergevorderde leeftijd van de leden van de vereniging – terwijl de aanwas met jongeren zeer gering is – geeft niet veel hoop voor de toekomst.