“In Rondom de Vecht, een boekje met historische bijdragen over Hardenberg, staat een verhaal over de Lutter dichter Hendrik van Laar, die op vroege leeftijd zijn vader verloor, maar die hem later toch nog eens heeft weergezien. Dat was toen de muur van het kerkhof aan de Stationsstraat ruim een meter naar achteren werd geplaatst, omdat het steeds drukker wordend verkeer meer ruimte nodig had. Dit betekende dat zo’n tachtig graven verplaatst moesten worden, waaronder dat van Hendriks vader. Van Laar mocht bij de werkzaamheden, die ’s nachts werden uitgevoerd, aanwezig zijn, zodat hij zijn vaders schedel te zien kreeg. Wanneer dat alles plaatsvond wordt in het boekje niet vermeld, maar ik weet toevallig dat het begin 1950 was, omdat het zo’n beetje mijn eerste karwei voor de gemeente Hardenberg was.”
Bé Nieborg – Berend voluit – was lang in dienst bij de gemeente Hardenberg op de afdeling Gemeentewerken, maar nog langer was hij bestuurslid van de woningbouwstichting Beter Wonen. Twee functies die jarenlang samen opliepen en die daardoor zowel de gemeente als Beter Wonen voordeel hebben gebracht. Begin maart 1997 nam hij afscheid, precies veertig jaar na zijn eerste benoeming als bestuurslid van de woningbouwstichting. Tijdens zijn afscheidsbijeenkomst schetste hij de aanwezigen een beeld van Hardenberg bij zijn komst in 1950 en zijn intrede in het bestuur van Beter Wonen in 1957.
“Op 2 januari 1950 moest ik mij melden bij de heer Drenth, de gemeente-architect. Ik was tot zijn assistent benoemd. De afdeling Gemeentewerken was toen gehuisvest op de bovenverdieping van het oude gemeentehuis van Stad-Hardenberg in de Voorstraat, waar nu het museum een plek heeft gevonden. Die afdeling telde 22 medewerkers, waaronder bekende figuren als marktmeester Bodewitz en de tekenaars Bolks en Van Weerden. Toen ik voor het eerst door het Oosteinde en de Voorstraat liep, viel me op dat er geen trottoirs waren. Je zag een allegaartje van stoepjes en verhardingen, op verschillende hoogten en in verschillende breedtes. Straatkolken waren er ook niet, zodat na een regenbui het water via via zijn weg moest vinden naar de haven, waar nu een parkeerplaats is. Hoewel ik nog geen bemoeienis met Beter Wonen had, zag ik wel dat men druk bezig was, want op dat moment werden de duplexwoningen aan de Burgemeester Bramerstraat gebouwd door aannemer Zweers.
Zoals gezegd, één van mijn eerst karweien was het kerkhof aan de Stationsstraat. De muur eromheen was nogal bouwvallig, zodat er een nieuwe moest komen, maar dan wel 1,20 meter naar achteren. Hierdoor moesten zo’n tachtig graven worden geruimd. We hadden toen twee goede metselaars in dienst, zo kreeg ik te horen, zodat we het werk in eigen beheer konden uitvoeren. Naast de twee metselaars werkten er bij Gemeentewerken ook acht wegwerkers. ‘Martelwerk’, noemden ze hun bezigheden als ze na langdurige regenval de zandwegen in het buitengebied moesten herstellen. En er waren nogal wat zandwegen, kilometers onverharde weg. Alleen in Collendoorn kende men verharde wegen, die in het kader van de ruilverkaveling waren aangelegd. Sommige zandwegen waren verhard met sintels, zoals de Zwarte Dijk, de Hongerdijk in Bruchterveld en de Bergentheimer Haar. Schipper Korterink uit Slagharen voer 1 of 2 keer per jaar naar de vuilverbranding in Amsterdam om sintels te halen.
Uitgestrekte gemeente
Industrie kende Hardenberg vrijwel niet. Alleen de Eltem telde mee, met eersteklas confectie, werd mij gezegd. Verder had je de melkfabriek, de coöperatie en in Slagharen de Bontweverij. Tussen de melkfabriek aan de Sallandse straat en de Burgemeester Schuitestraat lagen volkstuinen, waar de boerenkool groeide. In de lage, drassige weide waar nu het gemeentehuis staat, graasde de koe van Leusink. En Leusink woonde waar jarenlang het carillon heeft gestaan. De Groene Weg slingerde als een zandweggetje door dit gebied. Het verkeer stelde uiteraard niet veel voor, vergeleken met nu. Een bekende verschijning was de auto, nee, automobiel zei je, van burgemeester Van Oorschot, de E70.
Wij, de mensen van gemeentewerken, waren aangewezen op de fiets. Een rooilijn uitzetten in Slagharen of Sibculo? Baak en driepoot aan de stang en rijen maar. Eigenlijk kon dat niet meer, vonden we, en het gemeentebestuur was dat met ons eens. Er werd een jeep met vierwielaandrijving aangeschaft, hard nodig in deze streken. Van mijn chef, gemeente-architect Drenth, kreeg ik het verzoek zo spoedig mogelijk rijles te nemen, om de 18.000 hectare die Hardenberg telde wat sneller te kunnen doorkruisen.
De uitgestrekte gemeente Hardenberg, qua grootte toen de 17e van ons land, exclusief de IJsselmeerpolders, telde ruim 19.000 inwoners. Een gemoedelijke, nimmer opstandige bevolking. Ze onderging wel tekortkomingen, maar wond zich daar niet over op. ‘Een vergeten land’, schreef de Wiardi Beckman Stichting in 1953, toen zij een nader onderzoek instelde naar wegen en middelen om probleemgebieden te ontwikkelen. En Noordoost-Overijssel hoorde daarbij. Geen wonder, omdat het een gebied is dat eeuwenlang aan alle kanten was ingesloten door veenmoerassen. Aar van de Werfhorst beschreef het treffend in zijn boek ‘De winterkraaien’. De industriële ontwikkeling in Twente, in de tweede helft van de 19e eeuw, was niet tot hier doorgedrongen en het veen werd hier ook later afgegraven dan elders.
De volkstuinen tussen de melkfabriek en de Burgemeester Schuitestraat moesten halverwege de jaren ’50 verdwijnen. Gemeente-architect Drenth had een bestemmingsplan ontworpen voor dit gebied en hij vroeg mij een exploitatieopzet te maken, waarbij moest worden uitgegaan van aanleg in eigen beheer. Dat werk moest nogal snel klaar zijn, omdat men achter liep op schema. Het betekende voor ons avonden overwerk. Ik berekende dat we 9,5 hectare grond nodig hadden voor de prijs van 92.000 gulden. Voor aanleg van wegen en riolering raamde ik 232.000 gulden, zodat de prijs van het bouwterrein 5 gulden en 84 cent per m2 werd. Het terrein, Plan Zuid, was vrijwel geheel bestemd voor sociale woningbouw, en Beter Wonen maakte dan ook plannen voor woningwetwoningen, waaronder twee flats aan de Karel Doormanlaan en de Tromp straat. Veel woningen zouden bewoond worden door werknemers van Wavin. In 1956 kwam deze fabriek naar Hardenberg. Er werd grond gekocht aan de Verlengde Bruchterweg. Architectenbureau De Gruyter kwam met een plan voor een fabriekshal, waarvan in eerste instantie een kwart zou worden gerealiseerd, tussen de weg en de spoorlijn. Deze vestiging was het begin van een stormachtige ontwikkeling. Wavin begon met 64 werknemers; binnen tien jaar waren dat er 670.
Commissie van Bijstand
Onze dienst, gemeentewerken, werd door de raadsleden nauwlettend gevolgd. Er was een commissie van Bijstand voor gemeentewerken. Voorzitter was de heer Van Faassen, klompenmaker in Lutten, die wethouder van Openbare Werken was. Andere leden waren Merjenburg, postbode in Bergentheim, Muller, landbouwer in Rheezerveen, Juurlink, boekhouder in Slagharen, Berenst, landbouwer in Kloosterhaar en Snel, boekhandelaar in Hardenberg en voorzitter van Beter Wonen. De heer Drenth en ik waren bij elke vergadering aanwezig om zo nodig informatie te geven. Na een vergadering, op een regenachtige avond in februari 1957, liepen Snel en ik samen op naar huis, toen hij mij vroeg of ik wat voelde voor een bestuursfunctie bij Beter Wonen. Een maand later was ik benoemd, samen met Nauta uit Heemse en Nijboer uit Kloosterhaar.
Beter Wonen was op dat moment eigenaar van zo’n 300 woningen. Een eigen onderhoudsdienst had men niet. De heer Edens verzorgde de administratie. Als er bij hem klachten binnenkwamen, werden die doorgespeeld naar de heer Vugteveen, opzichter bij gemeentewerken, die op zijn beurt op z’n motorfiets door de gemeente croste om een aannemer, loodgieter of glaszetter op te scharrelen, die het euvel kon verhelpen. Omslachtig, vonden we, tijdrovend en te duur. Dat moest anders. En het gebeurde ook anders. Beter Wonen nam als timmerman de heer Nijland in dienst en huurde een werkplaats van aannemer Hamhuis (de loco) aan de Fortuinstraat. Wat me uit die jaren ook goed is bijgebleven is het grote feest ‘600 jaar Hardenberg ‘. Net als zovelen uit de Hardenberger gemeenschap heeft Beter Wonen een aandeel in de festiviteiten gehad. Ik heb toen de toegangspoort aan de Brink mogen ontwerpen en timmerman Nijland, bijgestaan door twee gemeentelijke timmerlieden, heeft het gevaarte in elkaar gezet. Het aandeel van voorzitter Snel bij dit grote gebeuren was ook aanzienlijk. Samen met mensen als Bruins, De Wit en De Haan heeft hij veel werk verzet om de festiviteiten te doen slagen. Twee jaar na dit grote feest is Snel plotseling overleden, in augustus 1964. Met zijn overlijden werd een belangrijk hoofdstuk over Beter Wonen afgesloten.
Verschil
Als je dan eens kijkt naar het verschil tussen die beginjaren en nu (1997 – red.), dan zie je dat er wel heel wat is veranderd. Hardenberg is gegroeid van 19.000 naar 35.000 inwoners, het aantal woningen van Beter Wonen nam toe van 300 tot 3.300. De groei van het woningaanbod in Hardenberg is tot stand gekomen dankzij vruchtbare samenwerking tussen Beter Wonen en de gemeente. Die samenwerking blijft nodig, al was het alleen maar om te voorkomen dat projectontwikkelaars het heft in handen nemen. Snelle jongens die in korte tijd veel geld willen verdienen hebben we hier niet nodig. In mijn ogen is het nog steeds de gemeente die de bestemming van bouwgronden aangeeft en niemand anders. Hopelijk zal dat ook in de toekomst zo zijn.”