/

Gemeentehuis wordt museum

Geen bloed en tranen maar wel zweet, veel zweet. De bestuursleden van de stichting Oudheidkamer in Hardenberg hebben heel wat werk gestopt in de inrichting van het museum aan de Voorstraat. Gerrit Kuipers, Cees Wamelink en Dick Hofsink bijvoorbeeld. Maar zij niet alleen. Namens de gemeente was ingenieur Habermehl met advies present. En ook de echtgenotes van de bestuursleden en de dames van de Nederlandse Vereniging van Huisvrouwen hebben zoveel energie in de inrichting gestopt, dat burgemeester Van Splunder op 27 mei 1972 een prachtig museum officieel kon openen.

Het nieuwe museum kon voortborduren op het werk van de voorgangers, die in 1948 de eerste stappen hadden gezet om de streekhistorie onder de mensen te brengen. Een paar waren op 27 mei bij de ontvangst van de genodigden in de trouwzaal van het gemeentehuis: erelid notaris Boodt, secretaris-penningmeester Bakker en Derk Jan Jonkhans. Kuipers vertelde daar dat eind jaren ’40 de gemeentebesturen van Hardenberg en Gramsbergen waren benaderd voor steun. Vooral burgemeester De Goede van Gramsbergen toonde zich enthousiast, maar er was wel één voorwaarde: de Oudheidkamer moest in Gramsbergen worden gevestigd. Had hij geweten dat hij enkele jaren later burgemeester van Hardenberg zou worden had hij die voorwaarde waarschijnlijk niet genoemd, dacht Kuipers. Overigens ging de wens van De Goede niet door.

Welgelegen
In 1953 was voor het eerst te zien wat in voorgaande jaren was verzameld. De zolder van huize Welgelegen in Heemse werd ingericht als Oudheidkamer. De schaapherder-dichter Hendrik van Laar kon daar nog laten zien dat hij vroeger was opgeleid als timmerman, want een deel van de inrichting was door hem verzorgd.
Het bezit van historisch materiaal bleef zich uitbreiden en er moest dus gezocht worden naar een ruimere plek. In 1969 kreeg men de toezegging van het gemeentebestuur dat het vroegere gemeentehuis van Stad Hardenberg gebruikt mocht worden als Oudheidkamer. Eerst alleen de benedenverdieping, omdat het bovenste deel door de IJsselcentrale werd gebruikt, maar het was bekend dat de medewerkers van die energieleverancier op korte termijn zouden verhuizen en dan was het hele gebouw beschikbaar voor de stichting Oudheidkamer. En voor de VVV, het toeristisch informatiecentrum, dat kantoorruimte kreeg in de voormalige burgemeesterskamer.

Vijftien afdelingen
In de Oudheidkamer (“Het wordt tijd het woord ‘museum’ te gebruiken, want het is nu zoveel meer dan een Oudheidkamer”, schreef journalist Seinen) bevonden zich onder meer een afdeling met een Saksische boerenkeuken, landbouwvoorwerpen, een smederij, een klompenmakerij, klederdracht, vitrines met munten, met wapens, met archeologische vondsten en een tafel met boeken over de streekhistorie.
Die vitrines had men voor een zacht prijsje in Enschede op de kop getikt. De bestuursleden hebben ze vervolgens geschuurd en in de beits gezet zodat ze eruit zagen als nieuw.

De openingshandeling verrichte burgemeester Van Splunder door de deur van het museum te openen. Als cadeau (in bruikleen) had hij onder meer de ambtskettingen meegenomen van de gemeenten Stad Hardenberg en Ambt Hardenberg.
Voor de bevolking werd enkele maanden later Open Huis gehouden.