Aan het begin van de straat is het een schaafwond, aan het eind een dubbele beenbreuk. De verhalen nemen steeds fantastischer vormen aan naarmate ze verder verwijderd zijn van de oorsprong. Dat was ook het geval met de vondst van enkele muntjes in de Dedemsvaart.
In de Dedemsvaart bij Lutten werd eind 1960 gebaggerd in verband met het aanleggen van dammen in het water. Omwonenden vonden dat een goede gelegenheid om te zoeken naar een beur met inhoud die ooit in het kanaal terecht was gekomen. Die portemonnee is niet gevonden, maar wel een kistje met munten.
Ger van Dijk en Dicky Veltink, beiden 12 jaar oud, hadden bij het graafwerk een bijna vergaan houten kistje gevonden met daarin drie munten. Chinese munten uit het jaar 1300, stond te lezen in het Zeeuws Dagblad. Volgens experts vertegenwoordigden de munten een waarde van plusminus tienduizend gulden.
De knapen hadden de munten afgegeven aan dokter Gouwe, die toen voorzitter was van de stichting Oudheidkamer Hardenberg. De dokter had de jongens een beloning beloofd en twee van de munten naar het Rijkspenningskabinet in Den Haag gestuurd. Ondertussen stond de telefoon op het gemeentehuis in Hardenberg niet stil. De hele dag werd burgemeester De Goede gebeld over ‘de kist met gouden Chinese munten’, zoals de vondst inmiddels werd genoemd.
De schat bleek uiteindelijk geen waarde te hebben. Het onderzoek in Den Haag had duidelijk gemaakt dat de Chinese munten uit het begin van de achttiende eeuw stamden en gemaakt waren van een legering van koper en brons. Ze hadden het formaat van een stuiver, met in het midden een vierkant gat. De derde munt was een Hollands muntje uit 1614, ook van koper.
Ger en Dicky hebben wel de beloofde beloning gekregen, namelijk elk een mooi jongensboek, waarvan de waarde groter was dan die van de gevonden munten.