De Lagere Landbouwschool

Maandag 4 juli 2011 zijn de eerste landbouwdiploma’s uitgereikt aan leerlingen van de opleiding vmbo-groen in Hardenberg. Twee jaar daarvoor is de opleiding van start gegaan, een coproductie van het Vechtdal College, dat de theorielessen verzorgt, en AOC De Groene Welle, dat het praktijkgedeelte voor zijn rekening neemt.
En eigenlijk kwam met die start een einde aan een schoolreis van zo’n halve eeuw. In 1960 is naast de plek waar nu het gebouw van het Vechtdal College staat, aan de Burgemeester Schuitestraat, een lagere landbouwschool in gebruik genomen. Via allerlei fusies in Ommen en Hardenberg is deze landbouwschool uiteindelijk onderdeel geworden van de huidige school.

Het jaar 1960 was overigens niet het begin van de lagere landbouwschool. Voor de start daarvan moet men terug naar 1953, toen de Overijsselse Landbouw Maatschappij OLM een landbouwschool stichtte in Hardenberg, maar geen gebouw voor de lessen had. De (merendeels) boerenzonen kregen les in een provisorisch ingericht verenigingslokaal aan De Brink in Heemse. Dat lokaal was de bovenverdieping van een kolenbergplaats van kolenboer R. Nijzink. In 1956 was die ruimte te klein voor het groeiend leerlingenaantal en dus moesten de OLM en het hoofd der school J. van Asselt omzien naar een ander onderkomen.

De voormalige hervormde lagere school bij de kerk in Heemse.

Dat andere onderkomen werd gevonden in Heemse, tegenover de hervormde kerk. Daar stond nog steeds de hervormde lagere school, die sinds 1939 niet meer gebruikt werd voor onderwijsdoeleinden. Tot 1 september 1956 was het verhuurd aan de Heemser zaadhandel Gebroeders Dorgelo, die het gebruikte als bergplaats. Na wat noodzakelijk timmerwerk en hier en daar een likje verf zou het onderdak kunnen bieden aan de lagere landbouwschool. De gemeenteraad van Hardenberg gaf toestemming voor de opknapbeurt, de provincie keurde de uitgaven goed en de OLM was bereid 5 euro huur en 2 euro rente per week te betalen. Maar blijkbaar is van het plan niets terechtgekomen, want nog datzelfde jaar besloot de OLM zelf een nieuwe school te gaan bouwen en in de krantenartikelen over de opening van die nieuwe school in 1960 staat geschreven, dat de lagere landbouwschool zich zeven jaar heeft moeten behelpen met een zaaltje en een voormalige paardenstal aan De Brink in Heemse. In de gemeentelijke archiefstukken wordt na het aanbod aan de OLM om de hervormde school te gebruiken met geen woord meer gerept over de mogelijke verhuizing.

Toen de OLM had besloten een nieuwe school te bouwen, bood de gemeente Hardenberg een stuk grond te koop aan van 50 meter breed en 75 meter lang, voor de prijs van 35.000 gulden. Dat stuk grond lag ten zuiden van de Burgemeester Schuitestraat, naast de pas gebouwde HBS. Het perceel was eigenlijk bedoeld voor woningbouw, maar mocht ook voor een school worden gebruikt. Naast de school was een weg geprojecteerd naar een stuk grond dat achter de landbouwschool lag. Dat perceel was gereserveerd voor de bouw van een gereformeerd vrijgemaakte ULO. Door een fout van de architect, de bouwer en gemeenteambtenaren was de landbouwschool te dicht op die nog aan te leggen weg gebouwd. Door de weg aan het begin geen 10 meter maar 7,60 meter breed te maken, kon de OLM een strook grond extra kopen van de gemeente. Hiermee was aan alle bouwvoorschriften voldaan en bleef een eventuele uitbreiding van de school in de toekomst mogelijk.

Officiële opening

“Het Hoofdbestuur van de Overijsselsche Landbouw Maatschappij heeft de eer U uit te nodigen tot het bijwonen van de officiële opening van de algemene lagere landbouwschool op Christelijke grondslag te Hardenberg, op maandag 17 oktober 1960.”
Deze tekst stond op de kaart die de genodigden voor de opening van de school hadden ontvangen. Burgemeester De Goede, een vertegenwoordiger van de minister van Landbouw, de hervormde en de gereformeerde dominee, directie en bestuurders van HBS, Middelbare Landbouwschool, LTS en Huishoudschool, de coöperatie, boerenleenbank, zuivelfabriek, plattelandsvrouwen, alles en iedereen die zich met landbouw in Hardenberg verbonden voelde (en dat waren er in 1960 nog zeer velen) had zich om 14.15 uur verzameld in de grote zaal van café Zweers van kastelein Jan Potgiesser aan de Markt in Hardenberg. Drie sprekers stonden op het programma, maar het is vast en zeker een lange zit geworden, want uiteindelijk wensten twee handen vol genodigden het woord te voeren. Uiteraard nadat was geopend met een dankgebed, uitgesproken door de hervormde dominee Ybema, die de godsdienstlessen op de school zou verzorgen. Na het officiële gedeelte vertrok het gezelschap naar de school, waar gekleed in ouderwetse boerenklederdracht Inge van Asselt klaar stond, het dochtertje van het hoofd der school (die inmiddels directeur werd genoemd). Zij zou burgemeester De Goede de sleutel overhandigen waarmee de openingshandeling kon worden verricht.

Prentbriefkaart van de Algemene Lagere Landbouwschool aan de Burg. Schuitestraat in Hardenberg.

“Een prachtige school, fleurig geschilderd en door de lage houtbouw goed passend bij de naastgelegen HBS”, vond de journalist van het Salland’s Volksblad. De school omvatte twee leslokalen, een overblijfruimte, een grote praktijkruimte, een lerarenkamer, een directeurskamer en enkele bergruimtes. In de praktijkruimte leerden de jongens draad spannen, leraar Mulder leerde ze eenvoudig timmerwerk en voormelker Koersen uit Heemse leerde ze een namaakkoe melken. De leerlingen moesten wel wat technische aanleg hebben, want de journalist van weekblad De Vechtstreek schreef dat “als de tractor kapot is of aan de machines iets mangelt, dan moet de boer een beetje van ijzer- en montagebewerking afweten.” Naast de school was een stukje grond waar de leerlingen leerden metselen en waar een siertuin en een proeftuin waren aangelegd.

De school telde ten tijde van de opening zo’n 50 leerlingen, die werden opgeleid tot landbouwers die zelfstandig een gemengd bedrijf moesten kunnen leiden. De eerste klas stond ongeveer gelijk met de eerste klas van de ULO of de LTS. Vanaf de tweede klas werd meer praktisch gewerkt. In de hogere klassen stonden op het lesprogramma vakken als plantenteelt, melkkunde, veeteelt, bemestingsleer, veevoeding en boekhouden. De jongens kregen theorielessen van de directeur en twee leraren, de praktijklessen werden verzorgd door vier parttime docenten en op vrijwillige basis kregen ze godsdienstonderwijs van de hervormde predikant. In klas 1 en 2 hadden ze vijf dagen per week les, gedurende 40 weken, in klas 3 en 4 vier dagen per week, gedurende 30 weken. Hoe er in de praktijk werd gewerkt zagen de leerlingen onder meer door excursies naar zuivelfabrieken, aardappelmeelfabrieken, slachterijen, veevoederbedrijven, fokveedagen, proefboerderijen, werktuigdemonstraties en Ki-stations.

Overname schoolgebouw

Ruim zeven jaar lang bleef het stil tussen de gemeente Hardenberg en de OLM, het bevoegd gezag van de lagere landbouwschool. De correspondentie begon weer met een brief van de OLM in januari 1968 waarin gevraagd werd, of de gemeente het schoolgebouw aan de Burgemeester Schuitestraat niet wilde overnemen. De school was het jaar daarvoor gefuseerd met de landbouwschool van de Christelijke Boeren- en Tuinders Bond (CBTB) in Ommen. Alleen directeur Van Asselt bleef nog met de leerlingen van klas 4 in Hardenberg, tot die in mei het diploma hadden behaald.

De OLM had de school aangeboden aan de stichting voor Christelijk Buitengewoon Lager Onderwijs in Hardenberg en een Vormingsinstituut voor jongeren in Amersfoort, voor ruim 150.000 gulden, maar die hapten niet toe. De gemeente deed dat ook niet, dat wil zeggen, niet voor die prijs. Maximaal 100.000 gulden wilden B&W betalen. Alleen voor dat bedrag was een sluitende exploitatie te maken, met verhuur van ruimtes aan het Vormingsinstituut uit Amersfoort, aan de gereformeerd vrijgemaakt ULO, muziekvereniging Kunst Na Arbeid en de streekmuziekschool. Zowel de gemeenteraad als de OLM ging daarmee akkoord. Er was echter één probleempje: de OLM had inmiddels de school in eigendom overgedragen aan het ministerie van Landbouw en Visserij, zodat die instantie de deal ook moest goedkeuren. Geen bezwaar, meldde de directeur landbouwonderwijs van het ministerie, en dus kon tot verkoop worden overgegaan. Tenminste, als de gemeente geld had gehad. En dat had ze niet. Of er in termijnen betaald mocht worden, vroegen B&W aan het ministerie, maar daar werd niet op gereageerd.

Er kwam wel een reactie van de Dienst der Domeinen. Daar had men geconstateerd dat de gemeente Hardenberg niet aan haar koopverplichting had voldaan en dat de Rijksoverheid daarom andere kopers zou zoeken. Er moest dan wel een taxatie plaatsvinden, uitgevoerd door taxateur Sluiter uit Zwolle. Begin 1970 kwam die met zijn rapport, waarin stond dat de school 135.000 gulden waard was. Daar kwamen nog wat onkosten bij, zodat een koper 141.000 gulden op tafel moest leggen. Of de gemeente Hardenberg nog geïnteresseerd was, wilde de hoofdinspecteur der Domeinen weten. Dat was de gemeente niet. Eerst tot overeenstemming komen over een bedrag van 100.000 gulden en dan nu zeker 40 procent meer betalen, geen haar op het gemeentelijk hoofd dat daar aan dacht. Toch was dit niet het einde van de briefwisseling tussen de gemeente en mr. Smeenk, de Hoofdinspecteur der Domeinen. B&W lieten in augustus 1970 weten dat ‘van bepaalde zijde’ aan B&W was gevraagd om toch nog een eventuele verkoop in overweging te nemen.

“Eigenlijk hebben we niet veel zin om nog een keer met een voorstel bij de gemeenteraad aan te kloppen”, waren ongeveer de woorden van het college, maar vooruit, een bod van 75.000 gulden wilden B&W nog wel doen. De reactie van Smeenk was kort: de voorgestelde koopsom week zoveel af van de getaxeerde verkoopwaarde, dat over het aanbod verder niet werd nagedacht. O ja, en de rekening voor onderhoudskosten die de gemeente had gemaakt moest niet worden ingediend bij de eigenaar van het gebouw maar bij de huurders, liet Smeenk ook nog weten. De zo positief en hoopvol begonnen samenwerking tussen de gemeente en het lager landbouwonderwijs in Hardenberg eindige tenslotte in een sfeer van ruzie en conflicten over onderhoud- en verkoopkosten.

Het schoolgebouw heeft later aan diverse instellingen onderdak geboden, onder meer aan Vormingswerk De Rutte.