In 1989 werd op een pleintje op de hoek Bruchterweg-Sallandsestraat een landbouwbeeld geplaatst. Initiatiefnemers waren Hardenberger landbouworganisaties, de maakster was de Drentse kunstenares Kiny Copenga. Het 12 meter lange bronzen kunstwerk is in 2023 verplaatst naar het Badhuisplein, tegenover de ingang van theater De Voorveghter.
Voorafgaand aan de plaatsing van het landbouwbeeld verschenen in weekblad De Toren artikelen over de rol van de landbouw in Noordoost-Overijssel. Onder meer een interview met directeur Faber van de christelijk middelbare landbouwschool aan de Piet Heinstraat, maar ook met dierenarts Tjibbe Sinnema.
Keuterboertjes
Sinnema was in 1948 vanuit Diever naar Hardenberg verhuisd, naar een eenmanspraktijk. Een jaar later moest hij al een groot karwei aanpakken: de bestrijding van tuberculose onder runderen. Alle dieren vanaf een half jaar oud moesten geregistreerd worden.
“Toen pas kregen we een overzicht van de werkelijke veebezetting in dit gebied. De grootste boer had toen circa 12 koeien. Daarnaast waren het hoofdzakelijk gemengde bedrijven, die dus naast het vee ook akkerbouwgewassen teelden. Roggevelden waren toen heel gewoon, terwijl nu de maïs een overheersende plaats inneemt in het agrarische gebied. Er waren veel mensen op de kleine bedrijven werkzaam; er moest haast wel armoede zijn, maar de mensen waren tevreden.”
Primitief
“De herfst was de periode waarin veelal de ziektebestrijding plaatsvond. De zandpaden veranderden onder invloed van de regen in ondoorgankelijke modderpaden. Ik heb vaak genoeg met de auto vastgezeten. De boer moest me er dan met zijn paard uittrekken want een trekker hadden de boeren toen nog niet. Elektriciteit of een waterleiding was er toen ook niet. De boer lichtte je dan met zijn stallantaarn bij. Bij een verlossing moest je het gereedschap ook niet wegleggen, want je vond het in het donker nooit meer terug. Je leerde wel heel gedisciplineerd te zijn in het opruimen van je spullen.”
Heelmeester
Sinnema vond het typisch voor die tijd dat een dierenarts echt een heelmeester was. Hij werd toen voor individuele patiënten geroepen, die voor de eigenaar vaak de hele veestapel vormden. Veertig jaar later waren de bedrijven veel groter, er wordt rationeler gewerkt.
Ook de dierenartsenpraktijken hebben zich daarop ingesteld.
“De dierenarts is nu veel vaker bezig met preventieve ziektebestrijding, zoals het inenten van grote aantallen koeien, varkens en kippen. Tijd voor een praatje is er bijna niet meer. Vroeger namen ze daar wel de tijd voor. Zelfs tijdens de drukke oogstwerkzaamheden werden de wagens even stil gezet om een praatje met elkaar te maken. ‘En dat verwachtten ze ook van hun dierenarts. Een dierenarts die haast had, nee, dat kon niet.”
Kat-uit-de-boom
De agrarische sector heeft hem altijd erg geboeid en vooral de contacten die je als dierenarts had met de mensen vond hij erg leuk. Contact leggen was echter niet altijd makkelijk. Vlak na de Tweede Wereldoorlog waren de mensen wel wat afstandelijker. Ze wilden zich niet blootgeven. Zo’n houding van ‘we weten het niet en we vertellen het ook niet’.
“Ik weet nog dat ik voor een collega moest invallen. Straatnamen waren er toen nog niet. Ik zag bij een boerderij een vrouwtje en wilde de weg aan haar vragen. Maar ze zag me komen en ging direct naar binnen. Dus ik moest weer van m’n motor af om naar binnen te gaan. Eenmaal binnen was ze wel vriendelijk, maar ze kende de boer die ik zocht niet. Later bleek dat het de buurman was, maar uit een soort voorzichtigheid had ze het niet willen vertellen.”
(foto: Sinnema woonde in het huis rechts. Eigenlijk niet in Hardenberg maar in Heemse.)