Juni 1952. Historie-minnend Hardenberg is in rep en roer. Er zal namelijk een onderzoek komen naar de onderaardse gangen van Hardenberg. Volgens de overlevering moet zich een eeuwenoude gang, daterend uit de middeleeuwen, onder Hardenberg bevinden. Door deze gang konden de bisschoppelijke soldaten zich binnen de vesting verplaatsen zonder opgemerkt te worden. Al in 1951 was door een 3-tal personen geprobeerd vanuit een keldergewelf in een pand in de Voorstraat de gang te vinden, een poging die helaas was mislukt.
De journalist van het Sallands Volksblad: “Toch moest die ingang ergens zijn! We spraken verleden jaar met de heer Van Laar uit Lutten, die vertelde hoe hij vroeger een eindweegs in de gang was geweest, onder grote belangstelling van enkele kennissen die bij de ingang stonden te wachten. Toen zij na een tijdje niets vernamen uit de duisternis, waarin hij was getreden, had een van de kennissen met zware stem geroepen: “Zie’j nog niks?” hetgeen door alle wanden weerkaatst, zo angstwekkend had nageklonken, dat Van Laar het verder indringen maar had opgegeven.”
Maar nu is er een heuse wichelroedeloper ingeschakeld, namelijk J. Gouwe, de broer van dokter Gouwe, voorzitter van de Oudheidkamer. Deze J. Gouwe had gedurende een 25-tal jaren een wichelroede-bureau in Indië geëxploiteerd om waterbronnen op te sporen. Bij smederij Schuurman aan de Wilhelminastraat geeft hij een staaltje van zijn kunnen. In de smederij wijst de wichelroede direct de kelder aan. De smid bevestigt de vondst. Terloops merkt Gouwe op dat het niet best is om daarboven te slapen, omdat je dan last van reumatiek kunt krijgen. “Dat hebbe wi-j undervunden”, was het antwoord van Schuurman. “Mien vrouw hef doar esloapen en toen had zi-j knap last van rimmetiek. Nou slöp ze der niet meer en ’t giet een stuk better.”
De wichelroedeloper ontdekt bij Schuurman in het achterhuis ook nog een gewelf, dat zich uitstrekt tot onder de woning van slagerij Brunink. Het bestaan van dit gewelf is smid Schuurman volkomen onbekend.
Op vrijdag 30 mei vindt Gouwe, onder grote publieke belangstelling, de ingang van de onderaardse gang, net onder de stoep achter het pand van Drukkerij Kremer (Voorstraat 41, nu Koos Kamst Damesmode). De gang loopt volgens de wichelroedeloper onder het huis van Grooters door naar de Voorstraat, verder onder de woningen van Dorgelo en Hamhuis tot ongeveer bij de Höftekerk.
“Zo heeft de moderne wetenschap de geheimen van de middeleeuwen blootgelegd met een enkel gebaar”, schrijft het Sallands Volksblad.
Voorlopig laat men het hierbij, maar op donderdag 14 augustus gaat men verder. Zonder dat er ruchtbaarheid aan is gegeven, is men gaan graven in de tuin van Drukkerij Kremer. Onder de belangstellenden is wel meester Jongsma, Hardenbergs historieschrijver. Hij was nogal sceptisch. En Jongsma kreeg gelijk: al het gegraaf levert niets op. De onderaardse gang wordt niet gevonden. Hardenberg is teleurgesteld. Men had zo gehoopt een stukje middeleeuwse geschiedenis boven water te halen. Er waren al plannen gemaakt om de gang in kaart te brengen en deze in de Oudheidkamer tentoon te stellen. En nu zo’n treurig resultaat!
Bij de aanleg van riolering op de Hoge Doelen worden later wel vondsten gedaan, waaronder urnen en restanten van de stadsmuur, maar de onderaardse gangen worden niet ontdekt.
“Jammer”, schreef de journalist, “want het zou voor de Oudheidkamer een interessante vondst kunnen zijn en ook voor zakenmensen, want vreemdelingenverkeer zou zeer toe te juichen zijn en ook voor de gemeente goede resultaten opleveren.”
Want cultureel erfgoed is mooi, maar economisch gewin is ook niet verkeerd.