/

De opening van De Boshoek

Sportpark De Boshoek ligt aan het eind van de Hessenweg in Hardenberg-Heemse, “daar waar nabij de voormalige boerderij Barink een uitloper van het Heemser bos en uitgestrekte landerijen elkaar ontmoeten, aan de Rijksweg van Ommen naar Coevorden”, schreef sportconsulent G. Siemons in de gids die ter ere van de opening van het sportpark in 1970 was uitgegeven.

Siemons was in 1969 benoemd als sportconsulent en secretaris van de Sportraad. In die laatste functie was hij de opvolger van Gerrit Kuipers, eigenlijk voorlichter en cultuurambtenaar van de gemeente Hardenberg, maar die als manusje-van-alles werd ingezet voor allerlei nieuwe of tijdelijke karweitjes. Drie jaar later was Siemons alweer vertrokken, naar Huizen in Noord-Holland, maar ondertussen had hij zich wel bezig gehouden met de oprichting van een handbalclub en vooral de ingebruikname van De Boshoek.

De naam van het sportpark, De Boshoek, kwam uit de koker van Groothuismink, lid van het Dagelijks Bestuur van de Sportraad. Het bestuur vond het een passende naam, maar wilde ook de inwoners van Hardenberg nog in de gelegenheid stellen met een naam te komen. Die kwam er niet.

Protest tegen sportpark
De officiële opening van het sportpark vond plaats op vrijdag 12 juni 1970, ruim elf jaar nadat een eerste plan voor een sportpark was gemaakt. Dat sportpark zou ten noorden van Rijksweg 34 komen, aan de Bosweg in het gemeentebos. De Hardenbergers waren er niet blij mee. Te ver van het centrum en te gevaarlijk vanwege de oversteek van de Rijksweg. Onder aanvoering van de plaatselijke V.V.V. werd een protestbijeenkomst belegd waar 25 verenigingen aan deelnamen. Doel van het protest: een gesprek aanvragen met burgemeester en wethouders. Het college probeerde de zaak nog te redden door met het voorstel te komen om een ongelijkvloerse kruising aan te leggen, maar daar wilden ‘de hogere overheden’ niets van weten. Een jaar later koos men voor het terrein bij boerderij Barink.

Het duurde vervolgens nog tien jaar voordat het park in gebruik kon worden genomen. Voor de officiële opening had men prins Claus weten te strikken. Voorafgaand was journalist Jac Leisz van dagblad Trouw op bezoek geweest bij sportconsulent Siemons. Die zat op een kamer in een gemeentehuis dat er zijn mag, vond Leisz. Natuurlijk trok de hele historie weer voorbij, van arme keuterboertjes die zo waren weggelopen uit een schilderij van Van Gogh, de komst van industrie waardoor eindelijk redelijk werd verdiend, de groeiende winkelstand en een orthodoxe bevolking die zich wonderlijk genoeg nu eens niets aantrok van de apostel Paulus, die lichamelijke oefening van weinig nut vond. Althans, in vergelijking met het oefenen in vroomheid. De Hardenbergers kunnen nu beide doen, meende Leisz, want het sportpark van 15 hectare groot was een juweel.

Dromerig dorpje in boerenland
Prins Claus was niet alleen naar Hardenberg gekomen om het sportpark te openen, want hij was de hele dag in Noordoost-Overijssel om zich te oriënteren op de ruimtelijke ontwikkeling van het gebied. Hij had versteld gestaan, schreef Tubantia enkele maanden later, “want de gangbare opinie in de Randstad is toch dat Nederland voorbij Zwolle bestaat uit vlak boerenland met hier en daar een dromerig dorpje, een stukje bos en wat zandverstuiving.” Het was niet dat Claus letterlijk zo over Hardenberg had gesproken, maar hij had zich niet gerealiseerd dat hij terecht was gekomen in een bloeiende gemeente, meende de journalist van deze Twentse krant.

Zijn drie zoontjes zullen waarschijnlijk wel blij zijn geweest dat hij het had aangedurfd om helemaal naar Hardenberg af te reizen. Als presentje voor het verrichten van de opening gaf jeugdspeler Jan Lunshof van HHC hem drie voetballen mee, in de gemeentelijke kleuren rood, wit en geel.