/

Dubbele struikelstenen

De foto die u hierboven ziet is voor velen een bekende afbeelding. Rechts Lion Salomonson, een voor geweld gevluchte asielzoeker, en daarnaast de gebroeders Sipkema: in het midden Jan en aan de linkerkant Sipke. Vader Sipkema, afkomstig uit Sliedrecht, werkte sinds 1935 als technisch ambtenaar bij Rijkswaterstaat, standplaats Hardenberg. De foto is in de tuin van de villa Merelhof gemaakt, tegenwoordig Willebrandt van Oldenburgstraat 7. Het pand was eigendom van Rijkswaterstaat en bevatte woon- en kantoorruimtes.
Lion Salomonson woonde aan de andere kant van Hardenberg, in de Julianastraat. Hij en Sipke waren klasgenoten, ze zaten op de Openbare Lagere School op de hoek van de Stationsstraat en Julianastraat.

Friedrich Salomonson

Lion was op 7 juli 1930 geboren in Osnabrück. Hij groeide samen met zijn zusje Hanni Bertel op in Nordhorn, waar zijn Duitse vader Friedrich (Fiete, voor zijn vrienden) en zijn Nederlandse moeder Esther Philips een bedden- en textielbedrijf hadden. Het was een rijk gezin, Esther had een villa en een magazijnhal geërfd en door lucratieve samenwerking met Niehues & Dutting had Friedrich een flink vermogen bijeen gesprokkeld. Hij kocht grote hoeveelheden textielrestanten van deze Nordhorner textielfabriek, die hij later in kleine hoeveelheden in zijn winkel verkocht. Zijn zaak had een goede naam, vooral bij jonge mensen die wilden trouwen. Die kochten graag de hele uitzet bij Salomonson, want hij stond erom bekend flinke korting te geven. Ondanks die kortingen wist Friedrich aardig wat geld te verdienen, wat te zien was aan zijn levensstijl: in het gezin werd niet op een paar centen gekeken.
Hij had overigens nog meer geld moeten verdienen, maar dankzij de nazi’s ging dat niet door. Zijn broer Max Salomonson had een slagerij aan de Haupstraße in Nordhorn. Toen Max in 1933 aan bloedvergiftiging was overleden pakte zijn vrouw Rika de draad op, maar zij werd door de nazi’s gedwongen de zaak in 1939 te verkopen. De helft van de verkoopprijs zou naar Friedrich gaan, maar hij heeft nooit een cent gezien: het geld werd door de Belastingdienst ingepikt en belandde in de Rijkskas.

Ook de neef van Friedrich, Erich Salomonson, behoorde tot de rijkere inwoners van Nordhorn. Hun joods dienstmeisje Auguste (Gustel) Nussbaum heeft in haar autobiografie ‘Reisen mit zwei Koffern’ geschreven dat de leden van familie Salomonson niet erg vroom waren, ze hielden zich niet aan alle sabbatsgeboden en alle spijswetten. Er werd nieuw-koosjer gegeten, dat wil zeggen vlees van dieren die onder verdoving waren geslacht. Niet ritueel, want dat hadden de nazi’s verboden.
Het leven van de joden in Nordhorn kabbelde voort, hoewel na de machtsovername door Hitler het er niet makkelijker op werd. Af en toe werden ruiten van joodse winkeliers ingegooid of besmeurd, joden kregen allerlei geboden en verboden opgelegd en volgens Gustel Nussbaum waren de niet-joden in Nordhorn net zo antisemitisch als in haar woonplaats Emden. Maar grote gebeurtenissen vonden niet plaats. Tot de nacht van 9 op 10 november 1938.

Reichskristallnacht
Eind oktober 1938 werden Poolse Joden in Duitsland bij duizenden opgepakt en in treinen over de Poolse grens gezet. Uit protest schoot op 7 november 1938 Herschel Grynszpan, wiens ouders zich onder de slachtoffers van de actie bevonden, in Parijs een lid van het Duitse ambassadepersoneel dood. Hierdoor ontstond grote opwinding in de top van het Derde Rijk. Op 9 november 1938 gaven de leiders van het Derde Rijk opdracht tot een reeks gewelddadigheden tegen het Duitse jodendom wat uitmondde in plunderingen en verwoestingen van onder meer winkels en synagogen (Reichskristallnacht). Een nieuwe stroom van vluchtelingen was het gevolg en voor de Nederlandse regering aanleiding om opnieuw in te grijpen. Eerder was dat gebeurd na de machtsovername door Hitler in 1933 en na de aansluiting van Oostenrijk bij Duitsland in 1938. De regering probeerde de vluchtelingenstroom te keren. Zelfs het middel van terugzending werd toegepast en tenslotte werden op 15 december 1938 de grenzen geheel gesloten. Maar deze maatregelen hadden niet het gewenste effect.

De winkel van Salomonson aan de Bahnhofstraβe na de pogrom.
De huidige winkel aan de Bahnhofstraße in Nordhorn.

Net als in alle andere plaatsen in Duitsland en Oostenrijk waar joden woonden werden in Nordhorn bezittingen van joden ‘onder handen genomen’. Het interieur van de synagoge werd compleet vernield. Er werd nog geopperd het gebouw in brand te steken, maar het risico voor de niet-joodse woningen in de omgeving was te groot, zodat ervoor werd gekozen het pand af te breken. De villa van Friedrich Salomonson werd kort en klein geslagen, net als zijn pas vernieuwde winkel.

Veel joodse kinderen die langs de grens met Nederland woonden vertrokken na deze pogrom uit Duitsland. Gustel Nussbaum was door haar moeder aangemeld voor zogenoemde Kindertransporten. Engeland en Nederland hadden na 10 november 1938 de grenzen een tijdje geopend voor joodse kinderen, waardoor duizenden nazi-Duitsland konden ontvluchten. Maar ook buiten die transporten om gingen kinderen de grens over. De kinderen van Friedrich en Esther Salomonson bijvoorbeeld. Volgens documenten van de politie in Almelo waren Lion en Hanni op 15 november illegaal de grens overgestoken bij Denekamp. Ze waren daar opgevangen door hun oom Louis Mendels en zijn vrouw Emma, een zus van Friedrich Salomonson. Oom Louis was eigenaar van Cartonnagefabriek D.L. Mendels en woonde aan de Oranjestraat 6 in Almelo.

Opvang in Almelo
Burgemeester Sichterman van Almelo moest enkele maanden later aan de minister van Justitie doorgeven of de beide kinderen wel op een goede plek zaten bij hun oom. Volgens de burgemeester was dat het geval. De kinderen waren in afwachting van hun ouders. Die moesten nog wat zaken in Nordhorn regelen en daarna zouden ze samen met hun kinderen emigreren: eerst naar Nederland en daarna naar Amerika. Hun oom stond goed bekend in Almelo, schreef de burgemeester, en omdat hij een flinke cartonnagefabriek bezat had hij geld genoeg om de kinderen te kunnen onderhouden. “De kinderen voelen zich helemaal thuis in Almelo en het gezin Mendels is aan beiden erg gehecht”, meende Sichterman. Louis Mendels had al geprobeerd een school voor ze te vinden, maar dat was nog niet gelukt. Ondertussen had hun oom uit eigen zak ervoor gezorgd dat ze thuis privéles kregen. “Naar mijn mening mag verwacht worden, dat de kinderen bij deze familie een goede opvoeding en verzorging zullen verkrijgen”, zo besloot de burgemeester zijn brief.

Hierna moest oom Louis een garantieverklaring tekenen, dat hij de kinderen zou opnemen in zijn gezin. Er werd hem nog wel even gewezen op de voorwaarde dat de vluchtelingen niet langer dan drie dagen buiten zijn huis mochten verblijven, tenzij de secretaris-generaal van Binnenlandse Zaken daarvoor toestemming had gegeven. En nog iets: hij moest twee weken voordat Lion 13 jaar zou worden hiervan melding maken bij Binnenlandse Zaken, zodat ze op tijd een besluit konden nemen over zijn vluchtelingenstatus.

De Gildkampschool in Nordhorn.
Onderste rij, derde jongetje van links is Lion.

Eind juli 1939 stuurde oom Louis een briefje aan de minister van Binnenlandse Zaken, of die het goed vond dat beide kinderen bij hun ouders mochten blijven. Die woonden op dat moment in Hardenberg en wilden hun kinderen graag bij zich hebben. Het bleef hierna een poosje stil, totdat in december Dirk van Beugen erop uit werd gestuurd. Agent van politie, tevens onbezoldigd veldwachter der gemeente Almelo, belast met de vreemdelingendienst. Hij had ontdekt dat de kinderen inderdaad niet meer bij oom Louis woonden, sterker nog, volgens de afdeling Bevolking waren ze al meer dan een half jaar geleden, op 9 juni 1939, ingeschreven in Stad-Hardenberg. Hun oom had hiervan niets laten weten bij de vreemdelingenpolitie en dus had agent Van Beugen hem geverbaliseerd.

Verblijf in Hardenberg
Het werd tijd voor de ambtenaren in Almelo om contact op te nemen met Stad-Hardenberg. Het bleek dat de ouders van Lion en Hanni een half jaar na hun kinderen naar Hardenberg waren gevlucht. Daar woonde een zus van Friedrich Salomonson, Rosa de Bruin-Salomonson. Het echtpaar Salomonson had eerst nog even ingewoond bij de familie aan de Voorstraat, maar sinds november 1939 huurden ze een woning van de gemeente Stad-Hardenberg, op het adres B132 (later werd dat Julianastraat 4). “Een kleine woning, die er netjes uitziet en voldoende ruimte biedt aan 4 personen”, meenden de ambtenaren. Ze kregen ook nog de verblijfsvergunning van vader Friedrich te zien, geldig voor hem en zijn gezin. Dat gezin werd ondersteund door broers en zusters van zowel de vader als de moeder, dus niemand zou gebrek lijden. “De beide kinderen gaan in Hardenberg naar school. Het gezin hoopt vrij spoedig naar Amerika te kunnen vertrekken”, schreven de ambtenaren in hun rapport. Overigens verbleven de kinderen bij hun oom en tante De Bruin aan de Voorstraat, misschien omdat daar meer kinderen in huis woonden en er ruimte genoeg was.

Uiteindelijk kwam 13 januari 1940 het verlossende woord van de minister van Binnenlandse Zaken, gericht aan de burgemeester van Almelo. Hij schreef dat hij de eer had de burgemeester mee te delen dat er, nadat een onderzoek was ingesteld, geen bezwaar bestond om Lion en Hanni Bertel Salomonson in het huis van hun ouders te laten wonen. Was getekend: Hendrik van Boeijen, minister.

Struikelstenen
De melding aan Binnenlandse Zaken, twee weken voordat Lion 13 jaar zou worden, is nooit verstuurd. Uiterlijk 23 juni 1943 had dat moeten gebeuren, maar een maand daarvoor, in mei 1943, werd Lion net als zijn ouders en zusje vermoord in Sobibor. Over de datum waarop dat gebeurde bestond aanvankelijk onduidelijkheid.
In 2006 zijn in Nordhorn, in de stoep voor de winkel van de familie Salomonson aan de Bahnhofstraße 20, vier Struikelstenen geplaatst door de kunstenaar Gunter Demnig met als sterfdatum 1 mei. Zes jaar later, in 2012, heeft hij hetzelfde gedaan in Hardenberg, in de stoep voor het adres Julianastraat 4, maar daar staat als sterfdatum 21 mei. Die laatste datum blijkt volgens Duitse onderzoekers correct te zijn.