Het Verenigd Comité in Wijhe, een stichting die net na de Tweede Wereldoorlog is ontstaan uit enkele plaatselijke Oranjecomités, zoekt nabestaanden van de ramp die het dorp op 7 mei 1945 heeft getroffen en die aan 19 mensen het leven heeft gekost. In Wijhe zijn op een winkelpand enkele plaquettes aangebracht die aan deze ramp herinneren maar het comité wil ze een betere plek geven. Bovendien wil men een kunstwerk laten maken dat die ramp symboliseert en daarbij heeft men de hulp van familieleden nodig. Samen met de kunstenares Henny Schaapman kunnen die familieleden proberen vorm te geven aan de gevoelens die ze hebben bij de ramp. Eén van de slachtoffers was de 23-jarige Roelof Zweers uit Gramsbergen.
Roelof Zweers is geboren op 1 februari 1922. Zijn vader was Hendrikus Elibertus Zweers, geboren in Stad Hardenberg, en zijn moeder Aaltje Hubert uit Schoonebeek. Hij was timmerman van beroep, maar dat beroep oefende hij aan het eind van de oorlog niet uit. Zweers maakte deel uit van de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten, de N.B.S., in 1944 ontstaan uit een bundeling van de verzetsgroepen in Nederland. Op preciezer te zijn: hij behoorde tot de IJsselcompagnie Salland. Deze in Wijhe gelegerde compagnie, bestaande uit 137 manschappen met als commandant J.W. de Bruyn, moest wapens en munitie opsporen en verzamelen. Verder was de compagnie belast met wegcontrole en bewaking van de IJssel in de gemeenten Wijhe en Olst. De compagnie had kantoren en opslagplaatsen in de vroegere Vloerzeilfabriek aan de Enkweg.
Ontploffing
Maandag 7 mei 1945, twee dagen na de capitulatie van de Duitsers, werd Wijhe opgeschrikt door een enorme knal. Het bleek dat de voormalige fabriek in de lucht was gevlogen.
Meteen na de ontploffing werd groot alarm geslagen. Medewerkers van hulpdiensten als brandweer, politie en Rode Kruis wisten niet wat ze zagen: het fabrieksgebouw stond aan alle kanten in brand, maar zonder muren en dak want die waren weggeslagen. Vijf woningen in de omgeving waren flink beschadigd door rondvliegende brokstukken.
Tussen de puinhopen en rond het fabrieksterrein ontdekte men doden en zwaargewonden. Daaronder leden van de N.B.S., maar ook een jonge vrouw die voor een boodschap naar de oude fabriek was gefietst. En zes kinderen, in de leeftijd van 4 t/m 15 jaar, die in de buurt van het gebouw speelden. De zwaargewonden werden overgebracht naar het Sophia ziekenhuis in Zwolle, waar uiteindelijk ook nog drie aan hun verwondingen bezweken.
Het bericht over de ramp stond op de voorpagina van de weinige kranten die alweer waren verschenen. Ook voor op de Dedemsvaartse Courant. Dat die krant melding maakte van het bericht kwam, doordat zich onder de doden drie leden bevonden van de plaatselijke NBS. Jan van der Linde, Jaap Meijer en Jan Hendrik Ullenbroek zaten tijdens de oorlog in Dedemsvaart ondergedoken. Na de bevrijding waren ze naar Wijhe te gaan om landmijnen op te ruimen.
Oorzaak
Het Nieuwsblad van Salland begon het verslag over de explosie met de woorden Op onverklaarbare wijze. Of die woorden juist waren, is maar de vraag. De N.B.S’ers hadden zich al enkele dagen bezig gehouden met het verzamelen van Duits wapentuig, waaronder landmijnen die nog op scherp stonden. Het spul was ondergebracht in de oude fabriek in Wijhe: 40 landmijnen, 60 granaten, 40 handgranaten, een kist geweerpatronen, 5 kg. springstof en een aantal Panzerfäuste.
Op 7 mei werd er weer een vracht naar Wijhe gebracht. De 23-jarige N.B.S.-sectiecommandant Gerrit Jan van der Linde had hiertoe besloten. Samen met de leden uit zijn sectie Ullenbroek, Meijer en Zweers reed hij met paard en wagen naar het dorp. Op de wagen lagen ongeveer 16 landmijnen, waarvan de ontstekingen niet waren verwijderd. Niet in kistjes, zoals het hoorde, maar los op de wagen.
Even na vijf uur ’s middags kwamen ze bij de voormalige fabriek aan en werden de landmijnen naar binnen gebracht. Even later vond de explosie plaats. Wat er precies is gebeurd weet niemand, want de betrokkenen hebben het geen van allen overleefd. In het verslag van het onderzoek werd de eindconclusie getrokken dat van de leden van de Binnenlandse Strijdkrachten slechts enkelen een militaire opleiding hadden genoten en dat er op roekeloze en ondeskundige wijze met vuurwapens werd omgegaan. Ook tegen alle voorschriften in, want landmijnen moesten onaangeroerd blijven liggen waar ze waren gevonden, ze moesten alleen worden gemarkeerd waarna de Canadezen ze ter plekke onschadelijk zouden maken.
Gedenkteken
Twee dagen na de ramp, op woensdag 9 mei, werden de meeste dodelijke slachtoffers begraven: zes vanuit de katholieke kerk in Wijhe, acht werden uitgedragen vanuit de plaatselijke hervormde kerk terwijl de overige vijf werden begraven in hun woonplaats Dedemsvaart, Deventer en Wapenveld, schreven de kranten.
Daar had Gramsbergen bij genoemd moeten worden, want Roelof Zweers ligt op het kerkhof aan de Anerdijk, samen met Jan Hulter, Samuel Siebe Mellema en Albert Jan Kappert, verzetsmensen die alle drie in april waren gedood. Het is een gezamenlijk graf, of beter: een grafmonument.
Het gedenkteken werd onthuld op vrijdag 5 april 1946. Die dag werd eerst een gedenkdienst gehouden in een afgeladen hervormde kerk in Gramsbergen. Dominee Kool sprak daar, net als dominee Bavinck. Daarna ging men naar het kerkhof aan de Anerdijk, waar nog meer mensen stonden. “Een bijkans onafzienbare schare”, schreef de verslaggever van het Salland’s Volksblad. Hier werd het woord gevoerd door waarnemend burgemeester Van der Bend, die de gevallenen herdacht. Daarna verzocht hij de dames Kloosterman en Dorgelo om de steen te onthullen, die bedekt was met de Nederlandse driekleur.
“Zeer onder de indruk gingen allen huiswaarts” sloot de verslaggever zijn verhaal af.